Gewoon zijn ze het leukst!

Mazda 626

Supercars. Heerlijk vind ik ze. Een fraaie cabriolet? Bel mij maar wakker! Een smakelijke hete hatchback? Ik kan niet wachten. Maar weet je wat ik als autoliefhebber misschien nog wel het leukst vind? De gewone auto's van een paar decennia terug, en dan het liefst in zo origineel mogelijk staat. Dus eens niet de dikste versie van een model, maar de huis-tuin-en-keukenvarianten waar je ouders of de buren vroeger in reden. En ze zijn nog specialer ook dan de versies die toch wel iconen worden. Neem de Volkswagen Golf: een GTI – bijvoorbeeld van het eerste type – wordt door liefhebbers toch wel op handen gedragen, en dus gekoesterd. Natuurlijk is dat ook gaaf, maar ik heb zo mogelijk nog meer bewondering voor de mensen die – pak hem beet – een 1300 S uit 1982 rijdend houden alsof hij drie weken geleden uit de fabriek rolde. Iets bijzonders rijden, uit respect voor vervlogen tijden.

Broodnuchter

Of neem de Mazda 626 2.0i GLX hatchback uit 1991 die een buurman van mij onlangs op de kop wist te tikken. Een zilvergrijze vijfdeurs, op het oog helemaal niets bijzonders. Goed, dit exemplaar heeft mooi wel de optionele extra mistlampjes in de grille (die maakten hem toch echt veel dikker, vonden we toen…) maar verder is de auto helemaal zoals hij begin jaren negentig van de band rolde. Geen roest, geen deuken, helemaal spic en span. Het zwijgende doch veelzeggende bewijs van het broodnuchtere straatbeeld van weleer. Langzaam maar zeker ook een heuse zeldzaamheid, want de meeste 626-jes uit die jaren – zeker de 'gewone' jongens – staan inmiddels al lang en breed te flirten met paardenbloemen en spinraggen bij het lokale demontagebedrijf. Tot op heden heb ik de kans nog niet gehad om (mee) te rijden in die 626, maar ik heb al meerdere keren als een klein kind met de neus tegen de ruiten gestaan. Even wegdromen bij de middelmaat van vroeger, heerlijk.

Kraakverse Civics

Het zal je dan ook niet verbazen dat ik enkele weken geleden mijn lol op kon toen ik alle generaties van de Honda Civic bij elkaar wist te krijgen voor een verhaal in AutoWeek. Volgende week staat het resultaat in het blad – AutoWeek 26 – en op de site… Inmiddels zijn we al aanbeland bij de negende generatie van de Japanse middenklasser, dus wanneer je al die types naast elkaar zet, levert dat een ronduit prachtige reis in de tijd op. Onze Duurtester (generatie 9) is een prima auto, het ruimteschip (8) is leuk, een Type R van de zevende generatie laat het bloed zeker stromen en de eerste twee generaties betitel ik graag als 'schattig', maar als je het mij vraagt maakten generatie drie en vier de diepste indruk. De 'Civic 3' was weliswaar een 1.5i GT (de dikste van zijn tijd) maar in zo'n verschrikkelijk onberispelijke staat, minder dan 9.000 op de klok, dat ik bij wijze van spreken zelfs zachter ging praten zodra ik in zijn buurt kwam. Wat een – letterlijk en figuurlijk – gaaf ding. De vierde generatie betrof een 1.5 automaat, een grijze met ongespoten bumpers; pas 106.000 kilometers achter de rug en zelfs de af-fabriek meegeleverde gereedschapset was nog compleet. Goudeerlijk en gekoesterd. Dáár hou ik nou van.

Lezersreacties (66)

Reageren

Maak melding van misbruik

Let op! Deze functie is niet bedoeld om zelf een commentaar toe te voegen. Optioneel kun je er een opmerking bij plaatsen.

Er is iets mis gegaan. Probeer het later nog eens of e-mail ons.