Dit waren de smaakmakers van 1982: Citroën BX vs. Ford Sierra
Enorm contrast met voorgangers
1982 was een memorabel autojaar. Twee revolutionaire modellen waarbij aerodynamica een belangrijke rol speelde, zetten de autowereld op zijn kop. Ford nam een enorme stap van de Taunus naar de Sierra en ook het contrast tussen de GS en zijn opvolger BX was – zelfs naar Citroën-maatstaven – gigantisch. Hoe kijken we 43 jaar na hun introductie naar de twee auto’s, die destijds voor een gestroomlijnde schokgolf zorgden?
Echt gezellig zal het niet geweest zijn op het hoofdkwartier van Ford wanneer duidelijk wordt dat de dealers de grootste moeite hebben om nieuwe Sierra’s te slijten. Wat is er misgegaan en wiens schuld is dat? Het grote publiek blijkt moeite te hebben met de nieuwe designtaal, en dat is een understatement. Ford is nu eenmaal geen merk van de rare bokkensprongen of experimentele uitstapjes. Daar heb je merken als Citroën voor. Ford-kopers zijn door de bank genomen vrij conservatief van aard en verwachten van hun auto weinig meer dan dat hij er acceptabel uitziet, voldoende praktisch is en dat hij het gewoon doet. Niet zo raar dus dat menig bezoeker van de British International Motor Show in Birmingham in september 1982 steil achterover slaat bij de aanblik van de gestroomlijnde Sierra, die in niets lijkt op de traditioneel gelijnde Taunus die hij vervangt. Het is geen compliment als je nieuwste creatie wordt vergeleken met een pudding. De lauwe ontvangst van de hatchback, het ontbreken van een sedanversie en de daaruit volgende matige verkoopcijfers worden afgeschoven op de Duitse hoofdontwerper Uwe Bahnsen, terwijl zijn Franse rechterhand en beoogde opvolger Patrick Le Quément naar Detroit verhuist. Uiteindelijk gaat hij in de jaren 90 na een tussenstop bij Volkswagen grote dingen doen bij Renault. De Amerikaan Bob Lutz, bedenker van het hele Sierra-project, vergaat het beter. Hij schopt het tot directielid bij Ford, maar wordt eind jaren 80 verantwoordelijk gehouden voor het geflopte Merkur-avontuur (waarbij Sierra’s en Scorpio’s kortstondig onder deze merknaam in de VS worden verkocht) en vertrekt naar Chrysler.
Sierra sloeg niet zo aan als Audi 100 en Citroën BX
Toch had de consument de Sierra kunnen zien aankomen. Ford geeft in 1981 met de aerodynamische Probe III concept-car namelijk al een duidelijke hint naar de Taunus-opvolger. Stroomlijn is het nieuwe toverwoord. Zo ongeveer gelijktijdig met de lancering van de Sierra komt Audi met de nieuwe 100 (met een revolutionair lage Cw-waarde van o,30) en introduceert Citroën de BX met een luchtweerstandscoëfficiënt van 0,33. Ford noteert 0,34 voor de Sierra, de XR4i met zijn dubbele achterspoiler haalt 0,32. Hun gladde koetswerken, zonder overbodige tierlantijnen, belichamen een nieuwe fase in de automobielindustrie. Bij de BX ontbreken bijvoorbeeld de regengootjes langs de dakrand, zit de luchtinlaat onder de voorbumper en is de rest van het front ‘dicht’. De achterwielen zijn gedeeltelijk afgedekt, er is maar één ruitenwisser (met geïntegreerde sproeier) en de voorruit is gelijmd in plaats van in rubbers gehangen.
Traditonele Ford-klanten willen een sedan
Zowel de Audi 100 als de Citroën BX wordt enthousiast ontvangen, het Ford-ontwerp kan op minder applaus rekenen. Voor Citroën is dat niet verrassend; het merk heeft van oudsher een ruimdenkende liefhebbersschare. Het indrukwekkende media-offensief zorgt er bovendien voor dat je onmogelijk om de BX heen kunt en de verkopen zijn dan ook prima. Dat kan niet worden gezegd van de Sierra. Met name in Engeland vindt de nieuwkomer in eerste instantie maar mondjesmaat aftrek, mede doordat de Taunus (daar Cortina geheten) nog volop op voorraad is tegen zwaar gereduceerde prijzen. Als noodoplossing en tegemoetkoming aan de traditionele klandizie die per se een nieuwe sedan wil, wordt snel een Escort-met-kont, de Orion, op de markt gebracht.
Sierra uiteindelijk wel succesvol
Dat een ontwerp niet direct in de smaak hoeft te vallen om succesvol te kunnen zijn, bewijst de Sierra als de Taunus eindelijk van de markt is verdwenen en de verkopen – zeker na de facelift van 1987, die gepaard gaat met de komst van een sedan – het gewenste niveau bereiken. Bij leasemaatschappijen is de Sierra, net als de BX, een graag geziene gast. De particulier wordt lekker gemaakt met grote advertentiecampagnes en lovende kritieken van de autopers. Uiteindelijk produceert Ford zelfs aanzienlijk meer Sierra’s dan Citroën BX’en. Het kan verkeren.
Deze Sierra en BX zijn van iets later
De stroeve start van de Sierra en de succesvolle lancering van de BX hebben onze testauto’s niet meegemaakt. Ze zagen pas jaren na de introductie van het model het levenslicht, maar zijn beide nog wel van de eerste generatie, zij het nipt. De BX krijgt vanaf modeljaar 1987 andere bumpers, grotere witte knipperlichten, bredere spatbordranden (om plaats te kunnen bieden aan bredere banden dan maat 165/70) en een vernieuwd dashboard. Het zijn subtiele aanpassingen in vergelijking met de Sierra. Die wordt – eveneens in 1987 – niet alleen voorzien van een nieuwe set achterlichten, maar ook van een compleet nieuw front. En dat terwijl de Sierra 2.0 Ghia uit 1986 die wij vandaag rijden al totaal andere koplampunits had dan de minder chique modellen. Als we ons hardop afvragen of de achterspoiler en de wielen origineel zijn, trekt eigenaar Ernst Jan Dekker de Engelse brochure tevoorschijn, waaruit blijkt dat de Ghia vanaf 1984 altijd op deze fraaie peperbuswielen stond. De bescheiden achterspoiler vinden we terug op de 2.0i GLS uit 1986 en was voor de Ghia een optie.
Fords middenklasser staat er meer dan twintig jaar na zijn geboorte in het Belgische Genk puik bij in zijn ‘nimbusgrijze’ jas. Het model oogt nog steeds modern, ook al zijn de dagen schaars dat je er eentje in het wild tegenkomt. Vooral Sierra’s van de eerste generatie zijn zeldzaam. Wat niet geholpen heeft bij het conserveren van Sierra’s is dat de achterwielaandrijvers op grote schaal zijn ingezet als cursus- of driftauto op het circuit. De rest eindigde bij de autocross of werd liefdeloos ‘weggegooid’. Een massaproduct nodigt doorgaans niet uit tot bewaren.
BX Digit met digitaal dashboard
De in ‘gris perlé’ uitgevoerde BX die de Ghia flankeert, is misschien niet het mooiste exemplaar van het land, het is wel een van de meest bijzondere. Het betreft hier namelijk een Digit, een uitvoering gebaseerd op de GT, maar ontdaan van diens sportieve uiterlijke opsmuk. Grote attractie is het digitale instrumentarium, het toppunt van automobiele eighties-kitsch. In plaats van op ronde klokken kijk je uit op een lcd-scherm, waarvan de groene graphics met een beetje fantasie doen denken aan die van KITT uit Knight Rider. Tijdens het accelereren bewegen de blokjes van de toerenteller gestaag naar rechts en knipperen de cijfertjes van de digitale snelheidsmeter naar steeds hogere waarden. De schuine banen links en rechts van dit getal bewegen steeds verder richting een denkbeeldige horizon. Welkom in ‘Het ruimteschip van de weg’, zoals de Digit in 1985 in de folder werd aangeprezen.
Hoe heerlijk knullig zijn in vergelijking daarmee de analoger dan analoge dag- en kilometertellers die boven al dit moderne digitale geweld zijn geplaatst! Where high and low tech meet. Andere hoogtepunten van de Digit, waarvan er slechts 4.000 zijn gebouwd, zijn de centrale deurvergrendeling met infrarood afstandsbediening (de Plip), de met vertraging dovende binnenverlichting, de Pioneer-radio-cassettespeler in een slede, twee koptelefoonaansluitingen en de boordcomputer achter de pook mét bedieningsknopje aan de rechter satelliet naast het stuur. De jaren 80 op hun best!
Zakelijk in de Ford Sierra
Zo’n pretpark als de BX vanbinnen is, zo zakelijk gaat het er in de Sierra aan toe. We begrijpen waarom dit model het goed deed als leaseauto. Gelukkig rijden we een Ghia en hoeven we ons niet te behelpen met het instapmodel. Anders hadden we het moeten stellen zonder status- en comfortverhogende zaken als elektrisch te bedienen zijruiten, een kantelbaar zonnedak, getint glas, centrale vergrendeling, een in hoogte verstelbare bestuurdersstoel, een verlicht make-upspiegeltje, een toerenteller en – net als de BX – binnenverlichting die langzaam dooft na het sluiten van het portier.
Humorloos vanbinnen
Eigenlijk biedt hij hartstikke veel luxe voor die tijd. Het is alleen jammer dat het een beetje humorloos wordt gebracht. Het dashboard, waarvan het middelste deel licht naar de bestuurder staat gedraaid, oogt als een verzameling opgestapelde bakken die aan elkaar zijn gelijmd en waarin alle instrumenten en bedieningsorganen zijn ondergebracht. Een flinke vooruitgang ten opzichte van de bedaagde Taunus-cockpit, dat wel. De tweekleurige kunststof oogt en voelt na al die jaren nog steeds prima aan en ergonomisch zit het allemaal stukken doordachter in elkaar dan bij de BX, waar vorm duidelijk voor functie gaat. Als we een opvallend item uit de Sierra-commandopost moeten noemen, gaan we voor de kleine joystick waarmee je de fader van de stereo bedient. Een betrekkelijk overbodig item om de balans tussen voor- en achterspeakers mee te regelen, maar wel bijzonder cool en destijds een mooie manier voor de Ford-verkopers om twijfelende klanten in een Sierra te praten.
Ford Sierra verrassend comfortabel naast hydropneumatisch geveerde BX
Tijd om eens een stukje te gaan rijden met ons duo. Je zou verwachten dat de Sierra in vergelijking met de hydropneumatisch geveerde BX een veel straffer onderstel heeft. Dat valt reuze mee. De Ford is verrassend comfortabel geveerd en dat maakt hem, in combinatie met de goede stoelen, tot een aangename reisgenoot. De wat ‘mechanisch’ klinkende tweeliter levert zijn maximale koppel weliswaar 1.000 tpm later dan de BX, maar toch pakt de Sierra wat vlotter op. Je kunt hem daardoor betrekkelijk schakellui rijden. Niet dat schakelen een straf is, integendeel: dat gaat hartstikke soepel. Je hoort alleen een kraakje als je van drie naar vier gaat. Qua rijden voelt de Sierra robuuster aan dan de BX, wat zich niet alleen laat verklaren door het hogere gewicht, de zwaardere besturing en het steviger rempedaal, maar ook door het feit dat je wordt omringd door een volwassener interieur met steviger materialen.

Ford Sierra met in lengterichting geplaatste motor.
De motor van de Citroen BX ligt dwars voorin.
BX blikkeriger en fragieler
In de BX is alles letterlijk iets fragieler. Dat begint al met het openen en sluiten van de portieren, die ‘blikkeriger’ aanvoelen en klinken. Het dashboard, waarvan de kunststof er na al die jaren nog goed uitziet, is in vergelijking met de Sierra vrij laag geplaatst. Dat zorgt voor een goed overzicht, al hebben we hierover bij de Sierra ook geen klachten. Aan boord van de Fransoos heerst een gezellige, ‘zachte’ sfeer. Voor het meubilair kun je laatste term letterlijk nemen, voor de rest figuurlijk. We hadden ingeschat dat de viercilinder binnenin goed hoorbaar zou zijn, maar de geluidsproductie blijft keurig binnen de perken. Schakelen gaat soepel, maar een tikje hakerig. De besturing werkt licht en vrij direct, of eigenlijk: abrupt. Dat is even wennen als je kort na elkaar een paar bochtjes pakt. Qua prestaties geven de Ford en de Citroën elkaar weinig toe. De BX moet zich met 11 pk minder zien te redden, maar profiteert van zijn lagere gewicht. Daardoor liggen de topsnelheid en 0-100-tijd van beide kandidaten dicht bij elkaar. Hoe comfortabel de Sierra ook is, het veercomfort van de BX gaat nog een stapje verder. Je kunt hobbels gerust met een flinke snelheid nemen; de hydropneumatiek strijkt de boel wel recht en het koetswerk deint slechts lichtjes na.
Daily driver Sierra, BX voor het weekend
Het is ruim veertig jaar geleden dat deze Sierra en BX op de markt kwamen, maar toch doen ze niet verouderd aan. Daarvoor is het Ford-ontwerp te tijdloos en dat van de BX te iconisch. Beide modellen zijn inmiddels gelouterde youngtimers en bereiden zich op hun gemak voor op hun oldtimerstatus. Grote kans dat je de extravagante BX in de toekomst vaker gaat tegenkomen op meetings, beurzen en festivals dan de nuchtere Sierra. Dat was en is veel meer een ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg-auto’. Citroën en Ford hebben wat dat betreft een compleet verschillend imago, met dito achterban. Natuurlijk is de BX de charmantste, meest charismatische van deze dubbeltest, maar de Sierra heeft ons positief verrast met zijn volwassen, comfortabele rijeigenschappen. Die zouden we best als ‘daily driver’ willen inzetten. Dan nemen we er een BX voor het weekend bij.
Technische gegevens Citroën BX 1.9 GT
Motor 4-cil. in lijn, carburateur
Cilinderinhoud 1.905 cc
Max. vermogen 75 kW/105 pk bij 5.600 tpm
Max. koppel 158 Nm bij 3.000 tpm
Aandrijving voorwielen via vijfbak
Wielophanging onafh. McPherson/onafh.
Remmen v/a schijven rondom
Afmetingen(l x b x h) 4,23 x 1,66 x 1,36 m
Wielbasis 2,66 m
Gewicht 1.092 kg
Topsnelheid 185 km/h
0-100 km/h 10,0 s
Prijs (1986) €14.158
Alle gegevens volgens fabrieksopgave
Technische gegevens Ford Sierra 2.0i Ghia
Motor 4-cil. in lijn, injectie
Cilinderinhoud 1.993 cc
Max. vermogen 85 kW/116 pk bij 5.500 tpm
Max. koppel 160 Nm bij 4.000 tpm
Aandrijving achterwielen via vijfbak
Wielophanging v/a onafh. McPherson/onafh., langsarmen
Remmen v/a schijven/trommels
Afmetingen (l x b x h) 4,42 x 1,67 x 1,36 m
Wielbasis 2,61 m
Gewicht 1.195 kg
Topsnelheid 190 km/h
0-100 km/h 9,9 s
Prijs (1986) €16.942
Alle gegevens volgens fabrieksopgave
Citroën BXHet zaadje voor de BX werd begin jaren 70 geplant met Project GY, een model dat tussen de GS en CX in moest komen. In 1974, nadat Peugeot een aandeel van 40 procent in Citroën had genomen, ging dit over in Project X, later XA. Het eerste gipsmodel vertoonde nog enige gelijkenis met de GS, maar het ontwerp was al aanzienlijk scherper getekend dan men gewend was van Citroën. Het was echter zoeken naar een eigen identiteit van het model. Na het vertrek van hoofdontwerper Robert Opron naar Renault in 1975 ontbrak namelijk een duidelijke visie. Die kwam nadat de directie van het in 1976 ontstane PSA-concern de merken Peugeot en Citroën opnieuw positioneerde en gebruik liet maken van elkaars techniek. In 1977 werden de eigen ontwerpers Jean Giret, Luc Louis en Régis Gromik aan de kant geschoven en werd er hulp gezocht bij de Italiaanse ontwerpstudio’s Giugiaro en Bertone. Marcello Gandini, hoofdontwerper bij laatstgenoemde, creëerde onder grote tijdsdruk zijn ‘winnende’ ontwerp van het inmiddels XB gedoopte project. Het leek al sterk op de BX zoals we die in 1982 leerden kennen, inclusief het ruitje in de C-stijl. Het doet echter ook sterk denken aan de Tundra, een concept-car die Bertone maakte voor Volvo. Was de BX een gemakkelijk gerecycled ontwerp? Nee, want de Tundra stamt uit maart 1979 en toen had Gandini zijn ontwerp al naar Citroën gestuurd. Strakke lijnen waren toen gewoon een Bertone-handelsmerk. Zo zie je ook verdacht veel BX-elementen in de FW11, een nooit in productie gegaan prototype uit 1977 voor Reliant. Citroën gebruikte veel kunststof carrosseriedelen (motorkap, achterklep, bumpers) om het gewicht van de BX laag te houden. Er waren veertig procent minder onderdelen nodig dan bij de GS. Hoewel de BX veel techniek deelt met de latere Peugeot 405 was er wel ruimte voor de befaamde hydropneumatische vering, terwijl de 405 gewone stalen veren had. In het interieur, eveneens een Bertone-ontwerp, hielden satellieten naast het stuur en de snelheidsmeter ‘in een glaasje’ de traditie van de eigenzinnige GSA- en CX-dashboards hoog. Toch werden ze in 1986 (het jaar waarin ook de buitenkant licht werd gefacelift) vervangen door stengels en ronde klokken. Die ronde klokken had de 19 GT een jaar eerder al gekregen. De BX werd aangeboden als vijfdeurs hatchback (Berline) en als Break, die bij Heuliez was ontworpen en gebouwd. Een sedan, driedeurs hatchback, coupé en MPV zijn allemaal overwogen, maar hebben het productiestadium niet gehaald. Er was een keur aan benzine- en (turbo)dieselmotoren beschikbaar, van een simpele (nooit bij ons geleverde) 1.1 met 58 pk via de 126 pk sterke Sport (die uit de film Flodder van 1986) tot een 1.9 16-klepper (160 pk) in de GTi. Die werd nog overtroffen door de voor- óf vierwielaangedreven 4TC, een bij Heuliez in een serie van 200 exemplaren gebouwd homologatiemodel voor de rallysport. Zijn 2,1-liter Chrysler-turbomotor (ook te vinden in de Peugeot 505 Turbo) was in de straatversie goed voor 200 pk. Van 1982 tot en met 1994 werden er in Frankrijk (Rennes) en Spanje (Vigo) ruim 2,3 miljoen BX’en geproduceerd, waarvan 91 procent de hatchback betrof. In Nederland werden bijna 125.000 BX’en verkocht. Alleen de 2CV deed het beter. De BX werd in 1993 opgevolgd door de Xantia, terwijl de productie van de BX nog doorliep tot 1994. |
Ford SierraHet idee voor de Sierra is afkomstig van Bob Lutz. Tijdens Project Toni, zoals de Sierra in de aanloopfase vanaf 1977 heette, werd met een schuin oog gekeken naar de gestroomlijnde, scherp gesneden concept-cars van Giugiaro, zoals de Isuzu Piazza en Lancia Medusa. De Duitser Uwe Bahnsen, bij Ford verantwoordelijk voor diverse Taunussen, Fiesta’s, Escorts, Capri’s en Granada’s, verzamelde voor de Project Toni een team om zich heen, waarin de naam van Patrick Le Quément de bekendste is. De Fransman zou in de jaren 90 bij Renault als hoofdontwerper tekenen voor vele modellen. Het oorspronkelijke idee voor Project Toni komt van Gerd Hohenester, Friedl Wülfing maakt het af. Volgens Klaus Kapitza, destijds ook onderdeel van het ontwerpteam, vond hoofdontwerper Bahnsen het eindresultaat maar niets. Het waren Ray Everts en Bob Lutz die het er doorheen drukten op het hoofdkantoor in Detroit. Het eerste concrete levensteken van de Sierra kreeg het grote publiek in 1981 in Frankfurt te zien in de vorm van de zeer aerodynamische concept-car Probe III met gesloten achterste wielkasten en een dubbele achterspoiler, die terugkeerde op de Sierra XR4i. Het uiteindelijke productiemodel werd in september 1982 in het NEC in Birmingham gepresenteerd, een maand voor de officiële onthulling van de Citroën BX onder de Eiffeltoren. Het publiek kon in het begin maar moeilijk wennen aan het moderne koetswerk, dat werd vergeleken met een ‘jelly mould’ (pudding). Dat het geen sedan was, viel ook slecht. Het gestroomlijnde uiterlijk (Cw-waarde 0,34, 0,32 voor de XR4i) was een enorm contrast met zijn traditioneel gelijnde voorganger Taunus. Zo vooruitstrevend als de buitenkant was, zo conventioneel was de onderhuidse techniek. Er werd voortgeborduurd op de achterwielaangedreven platforms van de Taunus en Granada, al kreeg de Sierra wel onafhankelijke achterwielophanging, een stabilisatorstang aan de voorkant en (optionele) stuurbekrachtiging. Op motorengebied waren er ook geen verrassingen: er was keuze uit de bekende Pinto-viercilinders (1.3, 1.6, 1.8 en 2.0) en de Cologne-V6 met cilinderinhouden van 2,0, 2,3, 2,8 en 2,9 liter. Dieselen deed je met de 2,3-liter viercilinder van Peugeot, die in 1990 werd vervangen door een eigen 1.8. Ook carrosserievarianten waren er genoeg: een driedeurs hatchback (in twee varianten: de XR4i had een extra raamstijl), vijfdeurs hatchback, stationwagon en sedan. Die laatste kwam na de facelift van 1987 en schijnt ontwikkeld te zijn in de windtunnel van Mercedes, wat de gelijkenis met de W124 (E-klasse) verklaart. Vanaf 1989 was er een nieuwe tweeliter benzinemotor met bovenliggende nokkenassen beschikbaar en deze zat, inclusief turbo en 16 kleppen, in de meest tot de verbeelding sprekende Sierra’s van allemaal: de hevig bespoilerde RS Cosworth (204 pk) en de nog heftiger RS 500 Cosworth met 225 pk (een homologatieversie voor de racerij). Dit waren projecten van de Nederlander Harm Lagaaij, die destijds bij Ford werkte. Over homologatiemodellen gesproken: in Zuid-Afrika (een van de vele landen waar de auto werd gebouwd) kreeg de Sierra de V8 uit de Mustang, onder de naam XR8. In Noord-Amerika kwam een door Karmann gebouwde XR4i met 2,3-liter turbomotor als XR4Ti onder de nieuwe merknaam Merkur op de markt, maar dit initiatief van Bob Lutz mislukte grandioos. Tussen 1982 en 1993 zijn er ruim 3,4 miljoen Sierra’s gebouwd, in Nederland verlieten er 151.000 de showrooms. De Sierra werd opgevolgd door de Mondeo. |
Lees ook
De Citroën BX was een van de opvallendste nieuwkomers in 1982
De Audi 100 C3 was een stroomlijnwonder - topper uit 1982
Hierom was de Volvo 760 een van de toppers van topjaar 1982
Dit maakte de Opel Corsa tot een van de opvallendste nieuwkomers van 1982
Ook de Mazda 626 maakte van 1982 een fantastisch autojaar
Lezersreacties (49) (gesloten)
De discussie is gesloten.
Reageren is niet meer mogelijk.